Een verhaal over Campina

Waar 55 jaar lang bedrijvigheid troef was, heerst nu de stilte. De oordopjes die zes etmalen per week noodzakelijk waren in de productiehal zijn overbodig geworden. Maar schijn bedriegt, want vanaf 2021 verrijst hier op 3,5 hectare grond een toffe, duurzame stadswijk met tussen de 550 en 750 woningen.

Tot dan toe is oud-medewerker Jan van Kemenade (1952) de schatbewaarder die met zijn verhalen de voormalige zuivelfabriek Campina weer tot leven wekt. De laatste anderhalf jaar hield hij voor Campina toezicht op de ontmanteling. Nu resten nog slechts sporen van waar vroeger opslagtanks en machines stonden. “Als ik ‘s ochtends om kwart voor 7 alleen van de parkeerplaats naar de fabriek liep, moest ik wel even slikken. Maar die heimwee slijt. Ik kom hier een paar keer in de week om de zaak in de gaten te houden en rondleidingen te geven. Nu op verzoek van gebiedsontwikkelaar BPD.”

image alt

Liters draaien

Van Kemenade werkt 43 jaar bij Campina in verschillende functies tot de fabriek - medio 2015 – moet sluiten. Hij werkt eerst als vrachtwagenchauffeur, daarna in het centraal magazijn en nog zo’n tien jaar aan de vulmachines. “Dan draaide je op een dag toch zeker 80.000 tot 90.000 literpakken melk of yoghurt. Om het uur moest je controleren of de dikte van de yoghurt nog goed was. Je ruikt die melkgeur nog hè, die krijg je niet meer uit de vloer en de tegels.”

In de grote productiehal wijst hij waar de vijf vulmachines stonden. De hal ligt er leeg en verlaten bij en doet ouderwets aan, maar bij de opening in 1961 is ‘de melkinrichting’ het nieuwste van het nieuwste op zuivelgebied. De bouw duurt vier jaar. De fabriek kost in totaal 17 miljoen gulden, waarvan een derde voor de techniek. De toenmalige premier Marijnen opent het gebouw.

Familie

Voordat hij bij de zuivelfabriek in loondienst komt, werken zijn vader en zijn twee ooms er ook al. Dat is met meer families het geval. Dus als hij om 4 uur ‘s ochtends ontslag neemt bij van Gend en Loos, vraagt zijn vader dezelfde ochtend bij Campina of er nog mensen nodig zijn. Een paar uur later krijgt Van Kemenade een telefoontje; hij kan beginnen als bijrijder op de ‘flessenwagen’, de vrachtwagen die de melk naar de melkventers en de winkels distribueert. Na een klein jaar wordt hij chauffeur op de Rijdende Melk Ontvangst, kortweg RMO genoemd, een tankauto waarmee hij ‘de ruwe‘ melk ophaalt bij de boeren.

Alles in huis

Tussen de jaren zeventig en negentig van de vorige eeuw is de zuivelfabriek meer dan alleen werkgever. “We hadden alles in huis en waren een grote familie. De directeur kende iedereen persoonlijk, hij wist zelfs wie mijn vrouw was. Toen we trouwden, mocht ik in de drukkerij mijn trouwkaarten laten drukken. Iedereen deed dat. De naaister maakte je overall korter en zette knopen aan. Alle werkkleding werd hier gewassen. Je kon waspoeder met korting kopen, dat gold ook voor melk en yoghurt. En hier tanken was een dubbeltje goedkoper. Het was een hele mooie tijd, ik heb hier altijd graag gewerkt.”

image alt

De tijd van veranderingen

Hij zoekt in twee enorme sleutelbossen de sleutel om de deur naar de technische dienst te openen. In de werkplaats ruikt het nog vaag naar olie. Vanaf hier gaat het naar een hal waar in de beginjaren pony’s staan. Zij trekken de melkkarren. Dat is voor Van Kemenades’ tijd. Maar als twaalfjarige jongen gaat hij een paar keer per jaar op woensdagen mee met een oom – een paardenhandelaar – om te kijken of er nog pony’s te koop zijn.

Hij zoekt in het donker het lichtknopje om aan te wijzen waar de melkventers hun karretjes stalden en de pony’s stonden. “Kijk, hier was de opslag van stro en hooi en dit was de ziekenboeg. En hier staan zelfs nog twee voerbakken, die zijn blijven staan omdat ze niet in de weg stonden.” Pony en wagen maken op termijn plaats voor de elektrowagen. In 1961 bedienen ze nog 80 van de 140 Eindhovense wijken, eind oktober 1967 gaat de laatste pony met pensioen.

Centraal magazijn

Bijna twintig jaar zit Van Kemenade op de RMO. Begin jaren tachtig stopt Campina met chauffeurs in loondienst (net zoals ze eerder gestopt zijn met de melkventers in loondienst). Wie chauffeur wil blijven, moet een eigen tankwagen kopen en voor zichzelf beginnen. Van Kemenade kiest daar niet voor, hij vindt het risico te groot.

Hij komt dan ‘binnen’ op het centraal magazijn. “Dat viel niet mee, op de RMO was je zo vrij als een vogel en had je veel contacten.” In het centraal magazijn staan de ingrediënten en benodigdheden opgeslagen die de melk- en yoghurtmakers nodig hebben. Denk aan stremsel, bloem, suiker, vanille, cacao en zaken voor de verpakking. “Je reed dan de avond tevoren alles naar de opslag in de productiehal. Ik heb hier wat meters gemaakt.”

Fusie na fusie

In de loop der jaren besteedt het bedrijf steeds meer uit; zo verdwijnt ook het zelf boter maken. “Dat kregen we voortaan bevroren aangeleverd. De machines werden door monteurs van buiten gerepareerd en de vrachtwagens onderhouden door medewerkers van DAF.”

Een andere verandering is de centralisatie van de zuivelbedrijven. Van Kemenade ziet fusie na fusie voorbijkomen. Nog niet in het nadeel van Campina, want die krijgt er door de grote zuivelfusies, medio jaren zeventig, de melk voor het Canadese en Amerikaanse leger in Europa bij. Eindhoven neemt in 1981 de productie van de ‘export’ over van Tilburg, samen met Melkunie Holland in Dordrecht. “Kijk, hier zat het laboratorium voor het leger, die melk werd nauwgezet gecontroleerd. De melk voor het leger was wat vetter.” In 1989 fuseren ook Campina en Melkunie, een paar jaar later is Campina de enige productieplaats waar melk voor het Amerikaanse leger wordt afgevuld.

image alt

Het doek valt

Van Kemenade zit na zijn logistieke functie ook nog tien jaar ‘aan de vulmachines’. “We draaiden dag en nacht door, zes etmalen lang, zondagavond startten we weer op. We werkten vier dagen in de week in ploegendienst. Een week vroege dienst, dan een late en tenslotte een nachtdienst. Eerst maakten we alleen melk, yoghurt, vla en papjes. Later kwam daar ook nog fruityoghurt bij. We gebruikten ingrediënten als gedroogd eigeel, vanille en aardbeienpulp.”

Hij wijst naar een opening in de vloer waar nu een vierkante plank ligt. “Met liftjes kwamen hier de lege kratten naar boven, robots zorgden dat daar de gevulde flessen in terechtkwamen. Ze waren dan al schoongespoeld in de spoelmachine. Flessen maakten op termijn plaats voor kartonnen pakken. Mijn eerste jaren was het vooral veel handwerk, de kratten vijf hoog opstapelen deed jezelf. Ja, je moest sterk zijn en geen rugklachten hebben. Later werd veel geautomatiseerd.”

IJs

Campina staat niet alleen bekend om de melkproducten, maar ook om het ijs. Een van de voorlopers van Campina begint al rond 1935 met de ijsproductie op bescheiden schaal en alleen in de zomers. In 1958 produceert de ijsfabriek 11 miljoen ijsjes. Door de enorme omzet, besluit Campina bij de nieuwe ‘melkinrichting’ aan het Eindhovens Kanaal ook een ijsfabriek te bouwen. Die is zelfs een jaar eerder in gebruik dan de nieuwe fabriek. In 1970 is Campina uitgegroeid tot de grootste ijsproducent van Nederland met een marktaandeel van 30 procent. “De ijsfabriek was samen met de administratie de enige plek waar vrouwen werkten, omdat het licht werk was.” In Eindhoven rollen in 1980 de laatste ijsjes van de band, de productie verhuist naar de technisch meer geavanceerde fabriek in Roermond.

Sluiting

Begin 2015 komt het bericht dat ook de fabriek in Eindhoven moet sluiten vanwege verregaande centralisatie. Voor die tijd draait het geruchtencircuit al op volle toeren. “Het was Rotterdam of Eindhoven. Of we een vermoeden hadden? Niet echt, maar we merkten wel veranderingen op. Hier gingen producten weg en we draaiden geregeld producten voor Rotterdam. Daar werd gebouwd.”
Op de bewuste dag worden alle werknemers in Rotterdam en Eindhoven op hetzelfde tijdstip naar de kantines geroepen en horen ze dat Eindhoven dicht gaat. “Ja dat was een klap, we hoorden pas in april dat we ergens anders terecht konden. Ik was toen 62, dan vraag je je toch af of je nog ergens aan de bak komt.”

Ontmanteling

Op 1 juni 2015 treedt dan de stilte in, alle productie- en distributieactiviteiten zijn voorgoed verleden tijd. Rotterdam en Maasdam nemen de productie over, daarvoor wordt bij Maasdam een nieuw distributiecentrum gebouwd. De Eindhovense medewerkers gaan naar fabrieken door het hele land. Van Kemenade komt terecht in een fabriek in Leerdam. “Daar heb ik maar een paar dagen gewerkt, ze wisten niet wat ze met een oude knakker als ik aan moesten. Toen werd ik samen met een collega ingezet voor de ontmanteling. We hielden toezicht op de afbraakwerkzaamheden en controleerden of het veilig gebeurde.”

image alt

Toekomst

De sluiting van de fabriek is niet het einde van de geschiedenis van Campina. De industriële zuivelgeschiedenis blijft zichtbaar in Eindhoven. BPD wint de gemeentelijke prijsvraag voor de herontwikkeling van het Campinaterrein. Zij gaat de gemeentelijke monumenten een tweede leven geven. Zo blijven de ijsfabriek, de productiehal, het kantoorgebouw met de bedrijfskantine, de wasruimtes voor het personeel en het ketelhuis met zijn schoorsteen behouden. Ook een aantal karakteristieke hallen met de bekende ronde daken worden geïntegreerd in de nieuwbouw.

Hoe het er definitief uit gaat zien, blijft nog even een vraag. BPD is druk bezig met onderzoek naar wat de invloed van zon en wind betekenen voor de ligging van de appartementen. Wel is duidelijk dat er geen grondgebonden woningen komen, maar dat het de lucht in gaat. En dat er een mix van koop- en huurwoningen komt.

Tot slot

In 1961 had de nieuwe fabriek aan het Eindhovens Kanaal 480 medewerkers in dienst, van wie 140 melkventers. De gemiddelde dagproductie bedroeg 110.000 flessen. Medio jaren zeventig kent de zuivelindustrie een aantal grote fusies, zo fuseerde Campina bijvoorbeeld in 1978 met de Zuid Nederlandse Melkindustrie DMV. DMV Campina heeft 4900 werknemers in dienst, een melkaanvoer van 2 miljard kilo, 28 fabrieken in Nederland en 6 in het buitenland.

Wat gebeurt er de komende tijd? Bekijk de planning
Meer weten over de ambitie Visie op Campinaterrein